Geschiedenis van Haarconditioners
Eeuwenlang hebben mensen hun haar verzorgd met behulp van natuurlijke botanische ingrediënten in de vorm van oliën, poeders, thee en andere brouwsels.
De gebruikte ingrediënten verschilden vaak afhankelijk van het werelddeel en de gebruikte planten in dat werelddeel.
In India bijvoorbeeld, gebruikten mensen mosterdolie en taramira (jamba) olie voor diepe conditioningeffecten.
In het oude Egypte gebruikten vrouwen crèmes om hun haar te hydrateren en zonbeschadiging te voorkomen.
In het oude China gebruikten vrouwen zaden van de Chinese cederboom om een haarconditionerende spoeling te maken. De Filippijnse vrouwen maakten haarconditioners met aloë en water.
De Amerikanen gebruikten in de 15e eeuw oliën gemengd met eieren om hun haar te verzorgen. En in andere delen van de wereld maakten mensen smerige brouwseltjes om hun haar te verzorgen.
In Europa maakten vrouwen bijvoorbeeld conditioners gemaakt van dode hagedissen gekookt in olijfolie.
In het late Victoriaanse tijdperk gebruikten mannen een vette conditioner genaamd Macassar-olie, wat vrijwel alles vettig maakte waar het mee in aanraking kwam. Het was pas in de 18e eeuw dat een minder vet product werd gemaakt door een Parijse parfumeur, Edouard Pinaud, om het haar van mannen te verzachten. Hij noemde het “Brilliantine”. Sindsdien heeft de moderne wetenschap producten gemaakt, voornamelijk bestaande uit chemicaliën, om het haar vetvrije conditioneringseffecten te geven.
Tegenwoordig blijven mensen chemische ingrediënten en natuurlijke botanische ingrediënten gebruiken om de gezondheid van hun haar te bevorderen.